Ze staat er nu een beetje verloren bij, afbladderend achter een neo-klassicistische gevel, maar de Baudelokapel heeft er een lang en bewogen geschiedenis op zitten, als pied-à-terre in Gent voor monniken uit het Land van Waas, als kloosterkerk voor diezelfde monniken, en als vanalles en nog wat na de Franse revolutie.

Tegenwoordig wordt de kapel geschoord: na een paar concerten dreigde er instortingsgevaar.

Voorgeschiedenis

  • 1197: Balduinus van Bocla (Boudewijn van Boekel), een benediktijnermonnik, verlaat met een paar volgelingen de Sint-Pietersabdij om in eenzaamheid te leven in het afgelegen gebied van ‘Woestinen’ in het Land van Waas. Hij sticht een geloofsgemeenschap in het plaatsje Boudelo in het Land van Waas.
  • 1200: Boudewijn van Boekel en kompanen worden door graaf Boudewijn IX vrijgesteld van tienden, en krijgen ondermeer een lap grond en een molen.
  • 1203: de bisschop van Doornik geeft goedkeuring voor het inrichten van een klooster
  • december 1203: paus Innocentius III plaatst de gemeenschap onder zijn bescherming
  • 1204: de gemeenschap wordt tot abdij verheven
  • 1215: de abdij wordt een cisterciënzerabdij
  • 1259: de monniken bouwen een refugium (een soort pied-à-terre in de stad, ze hadden er bijvoorbeeld ook één in Hulst) dicht bij de Sint-Jacobskerk in Gent
  • 13de-16de eeuw: de abdij groeit, kiest regelmatig de kant van de graven als er conflicten zijn tussen graaf en steden, wordt daardoor een paar keer verwoest (door Gentse burgers :), krijgt bovendien af te rekenen met overstromingen en blikseminslagen, komt in financiële problemen
  • 8 augustus 1578: de abdij wordt ingenomen door Gentse calvinisten. De monniken worden buitengesmeten en vluchten naar Keulen, de gebouwen worden verkocht en gedeeltelijk afgebroken.

Klooster: 1584-1795

De monniken van Boudelo verblijven tussen 1578 en 1584 in het buitenland. Nadat Farnese het Land van Waas en Gent heroverd heeft op de protestanten, besluit de gemeenschap terug te keren. Ze hadden hun oorspronkelijke gebouwen in het Land van Waas wel kunnen terugkopen, maar ze besloten toch maar opnieuw te beginnen in hun refugiehuis in Gent.

In 1602 werd het refugiehuis met goedkeuring van de Sint-Pietersabdij als klooster erkend. Het klooster werd gedurende de laatste twee eeuwen van haar bestaan steeds welvarender en de rijkdom werd vooral ten dienste gesteld van de culturele uitbouw en uitstraling van het convent. In de zeventiende eeuw werd een kerk gebouwd en een klooster met een pandgang en een dormitorium. In de jaren 1630 werd begonnen met de bouw van een nieuw abtshuis.

Zowel de kerk, het klooster als het abtshuis werden in de loop der jaren verder uitgebouwd als weerspiegeling van de rijkdom van het klooster. Daarnaast kocht de gemeenschat ook stapels kunstwerken aan tijden de 17de en de 18de eeuw: wandtapijten, schilderijen en beelden om de kloostergebouwen aan te kleden, een orgel en een beiaard in de kerk, brandglasramen voor kerk en klooster…

Systematisch namen de monniken van de Baudeloabdij in de Gentse Waterwijk het terrein in (tekening L. van Werveke, 1945)

Systematisch namen de monniken van de Baudeloabdij in de Gentse Waterwijk het terrein in (tekening L. van Werveke, 1945)

In de loop van de jaren kochten de monniken de aanpalende percelen in de Waterwijk en bouwden er onder meer een brouwerij en een bakkerij.

Na de revolutie

0F9CCE4B-9F5D-4E65-B3A7-9E304D872AAAHet einde van de gemeenschap kwam er met de Franse periode: na de overwinning van de Fransen op Oostenrijk in 1795, kreeg de abdij een fenomenaal grote oorlogsbelasting van 800.000 pond opgelegd. Een jaar daarna kwam daar een bijkomende “geforceerde lening” van ruim 200.000 pond bij. De abdij kon onmogelijk een miljoen pond betalen, zelfs niet na verkoop van een groot deel van het onroerend goed. De republikeinen bezetten de gebouwen, slaan het onroerend goed aan, verkopen de inboedel, smijten de monniken buiten, en in september 1796 wordt de gemeenschap dan ook definitief opgeheven.

De kerk wordt een tijd gebruikt als Tempel van de Rede en als theater voor republikeinse feesten, en daarna als bibliotheek voor het Departement van de Schelde (nu: Oost-Vlaanderen). Een deel van de kloostergebouwen wordt afgebroken, en een deel wordt als school ingericht.