Afgelopen zomer werd door BAAC Vlaanderen bvba gedurende twee korte campagnes een archeologisch onderzoek aan de Minnemeers te Gent uitgevoerd. Tijdens de eerste periode van terreinwerk werd de gehele bouwput van ca. 1600 m² tot op een eerste niveau afgegraven en werden het vrijgekomen muurwerk en andere sporen volledig in kaart gebracht en gedocumenteerd. Er werden toen onder andere sporen van de eerste, begin 18de-eeuwse bebouwing aangetroffen, waaronder een tiental soldatenhuisjes.
Bij de vervolgfase werd het terrein verder verdiept tot ongeveer 2.50 m onder maaiveld. Opmerkelijk hierbij was dat nergens het natuurlijke niveau werd aangetroffen. Bij de aanleg van het archeologische vlak kwamen echter diverse dagzomende ophogings- en afzettingslagen aan het licht, die in verband worden gebracht met een afwisseling van landwinnings- en overstromingsfases. Dit had alles te maken met de ligging van de site net naast de Leie. De aflijning of het verloop van deze pakketten liep nagenoeg volledig parallel met de huidige loop van de rivier. In verschillende profielen, haaks op de Leie, kon de afwisseling van de lagen mooi in kaart worden gebracht, met daarbij een zwakke neerwaartse helling richting de waterloop. In de diverse verspoelde of aangebrachte lagen werd onder meer aardewerk, natuursteen, schelpjes en sintelnagels aangetroffen. De bodemopbouw van de site gaf aan dat de terreinen langs de huidige waterweg onderhevig zijn geweest aan de werking van de rivier als de mens.
In de 13de eeuw (vóór 1270) wordt de Leie ter hoogte van de huidige onderzoekslocatie vermeld als La Nouvelle Lis of de Nieuwe Leie. Historici concludeerden hieruit dat dit deel van de rivier nieuw zou zijn gegraven.
Op basis van het huidig uitgevoerd onderzoek kan misschien worden gesteld dat er tot de 13de eeuw sprake was van een situatie waarbij de oude Leie meanderde en veel breder was. Vermoedelijk heeft men op een gegeven tijdstip beslist om de oncontroleerbare en niet bevaarbare waterweg te kanaliseren waarbij de benaming Nieuwe Leie is ontstaan. De oude loop/oever bevond zich dan deels over de onderzoekslocatie. De aangetroffen lagen met grote brokken natuursteen zouden een aanwijzing kunnen zijn voor deze aanplemping.
In het zuidoosten van het terrein, dichter tegen de huidige straat aan, veranderde het beeld in de profielen echter. Daar werden opmerkelijk dikkere en meer heterogene lagen aangetroffen met daarin veel aardewerk, leerfragmenten, botmateriaal (onder andere hoornpitten) en veel organische resten. Deze organische pakketten kunnen hoogstwaarschijnlijk worden toegeschreven aan de in (historische) bronnen vermelde stortplaats. Vermoedelijk werd vanaf de 13de eeuw het terrein, dat in die tijd onderdeel uitmaakte van de moerassige Waterwijk, gebruikt als vuilnisbelt voor het stadsafval. Op die manier werd tevens aan landwinning gedaan. Het gerecupereerde aardewerk uit de diepst aangetroffen lagen wordt voorlopig in de late 13de-14de eeuw geplaatst.
Dwars doorheen het aangelegde vlak liep een door houten paaltjes geflankeerde gedempte gracht met noordoost-zuidwestelijke oriëntatie. Deze gracht staat afgebeeld op een laat 16de-eeuwse figuratieve kaart en wordt geïnterpreteerd als bleekweidegracht. Naast enkele dieper aangelegde, gemetselde waterputten en twee funderingsresten werden verder geen noemenswaardige sporen aangetroffen in het vlak.
Eén kuil echter overtrof de verwachtingen. Tussen de verschillende hierboven besproken lagen kwam namelijk een rechthoekige kuil aan het licht waarbij het bij nader onderzoek bleek te gaan om een inhumatie. In een relatief goed bewaarde houten kist werd een volledig menselijk skelet aangetroffen. Het aantreffen van de kistbegraving op deze plek is heel ongewoon. Voorlopig wordt het spoor gedateerd in de late middeleeuwen, een periode waarin de overledenen werden begraven op een kerkhof en niet op een open terrein in de stad. Even werd gedacht aan een misdrijf, maar de aanwezigheid van een degelijke en goed afgewerkte lijkkist doet anders vermoeden. Verder specialistisch onderzoek van de skeletresten zal hier misschien uitsluitsel over kunnen geven.
De opgraving aan de Minnemeers heeft alweer verschillende interessante resultaten opgeleverd. De terreinen langs het water kenden een evolutie van een moerassig gebied, over een laatmiddeleeuwse stortplaats onderhevig aan rivierwerking, naar een bleekweide, oefenterrein, soldatenhuisvestingsplek, pre-industriële panden tot effectief fabrieksterrein. De aanwezigheid van een menselijke begraving is momenteel nog moeilijk te verklaren, maar geeft een extra tint aan de site.
Bron: Archeoweb, Ben Terryn en Robrecht Vanoverbeke
Geef een reactie