In 1370 verwierf Filips van Artevelde (zoon van Jacob; °1340) twee huizen op stadsgrond in de Goudstraat, die toen Minnestraat genoemd werd. Ze namen exact de plaats in waar nu de parochiale kring Sint-Jacobs is. Filips woonde er in de periode dat hij de Gentenaren leidde in hun opstand tegen de graaf tot hij in 1382 zijn inzet bekocht met de dood te West-Rozebeke. Het was een voor de Gentenaren bijna noodlottig einde van hetgeen de Grote Gentse Oorlog genoemd werd. Het was de grootste en vooral de meest langdurige (1379-1385) opstand van de stad tegen het centrale bestuur, toen in handen van graaf Lodewijk van Male.

Slagbijrozebeke

Filips was maar één van de vele Gentse leiders die in die periode vermoord werden, sneuvelden of verbannen werden. Froissart, de grote kroniekschrijver van die tijd, schreef vol lof over hem. Minder bekend is dat Gent na de slag bij Rozebeke nog lang niet verslagen was. Integendeel, de Gentenaren hielden verder het grootste gedeelte van Vlaanderen in hun greep. In 1385 verkregen ze de eervolle Vrede van Doornik van de nieuwe heersers, Filips de Stoute, hertog van Bourgondië en Margareta van Male. De bepalingen van dit verdrag zijn uiterst belangrijk geweest voor Gent. Toen verkreeg het bestuurlijke systeem van de Drie Leden (de weverij, de poorterij en de kleine neringen) zijn officieel statuut dat zou behouden blijven tot 1540 toen keizer Karel de zaken aanpakte. Maar de opstandigheid van de Gentenaars zou al die tijd latent of virulent aanwezig blijven.

De historische wijkgenoten Filips van Artevelde en Willem de Beer kaderen helemaal in dit verhaal.

Naar een fragment uit “Stadsarcheologie. Bodem en Monument in Gent, jaargang 23 (1999), nr. 1, p. 19-20.