De naam is afgeleid van de aarden wal die als stadsversterking aangelegd werd, vermoedelijk in 1213 of kort nadien, bij de uitbreiding van Gent met de zone waarop de Waterwijk zou ontstaan. Waarschijnlijk was die wal tussen de Minnemeersgracht en de Nieuwe Leie gelegen. Al vanaf de eerste vermeldingen in de jaren 1300 was er een opvallend verschil in bedrijvigheid en bebouwing tussen beide zijden van de straat, verschil dat tot op heden blijft bestaan.

voorgevel vierde kwart achttiende eeuw - SAG 535/221-15 (1778) - 'tavernier in d'herberghe d'Oraigneboom' - voorhuis beluik - 1995 verdwenen. Beeld: Stadsarchief Gent, opname: 1995

voorgevel vierde kwart achttiende eeuw – SAG 535/221-15 (1778) – ’tavernier in d’herberghe d’Oraigneboom’ – voorhuis beluik – 1995 verdwenen. Beeld: Stadsarchief Gent, opname: 1995

Aan de kant naar de Leie toe waren er altijd al bedrijfjes gevestigd, vooral van linnenververs en van tijkwevers (wevers van grove linnen stoffen zoals zeil). Ze hadden diepe achtererven en ze maakten gebruikt van de Minnemeersgracht en de Minnemeers zelf voor hun productie. De spinnerij waarin MIAT gevestigd is, vormt daarvan een getuigenis. De binnenkoeren van twee huizen werden aan het einde van de jaren 1700 omgevormd tot steegbeluikjes.

Geen enkel bouwblok in de Waterwijk heeft zoveel wijzigingen ondergaan als de zone tussen de Oudevest en de Minnemeers. Slechts twee middeleeuwse percelen bleven nagenoeg intact: het kadasternummer 222 met huis nr. 12 uit 1820 en het kadasternummer 221 met huis nr. 14-16 uit 1843.

In de late 18de eeuw werden de achtererven van twee huizen omgevormd tot steegbeluiken. Deze werden al in de 19de eeuw opgeslorpt samen met andere percelen in eerst een viertal, later slechts één enkel groot bedrijf: Desmet-Guéquer.

Kenmerkend voor andere zijde was de overwegend armoedige en kleinschalige bebouwing. De tekening toont het voorhuis van een beluikje dat in 1778 gebouwd werd op een binnenkoer. Dat het hier om een beluikje gaat, is te zien aan de twee deuropeningen. De ene gaf toegang tot het huisje, het andere was een ‘poortje’. Beluikjes werden toen ‘poortjes’ genoemd.